
Jurisprudentie
AV0174
Datum uitspraak2006-01-19
Datum gepubliceerd2006-01-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/006703-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-01-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/006703-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank Dordrecht heeft een 56-jarige man wegens het (opzettelijk) in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van tweehonderd uren. Vastgesteld is dat verdachte zich in een periode van ruim anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan het bezitten van kinderporno-grafische afbeeldingen, die hij, grotendeels na betaling, downloadde van internet via zijn computer. De rechtbank acht het onaannemelijk dat het kinderpornografisch materiaal verdachte op enig moment, min of meer toevallig, is gepasseerd.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 11/006703-04
Zittingsdatum : 5 januari 2006
Uitspraak : 19 januari 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en voorts een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 oktober 2002 tot en met 04 augustus 2004 te Dordrecht, in elk geval in
Nederland,
54 afbeeldingen, in elk geval één of meermalen een afbeelding en/of een
gegevensdrager, bevattende één of meer 54 afbeeldingen van seksuele gedragingen,
te weten onder meer
- Een (jonge)man zit wijdbeens op zijn knieën. Een meisje van ong. 10-12 jaar
oud ligt ruggelings tussen de benen van de man. Haar benen zijn wijd
gespreid en rusten op de dijen van de man. De (stijve) penis van de man is
grotendeels de vagina van het meisje binnengedrongen. De penetratie is
nadrukkelijk in beeld gebracht.
en/of
- Het hoofd en de schouders van een ong. 4-jarig meisje is centraal in beeld
gebracht. Vlak voor haar, ter hoogte van haar gezicht, is de stijve penis
van een kennelijk volwassen man zichtbaar. Het gezicht van het meisje is
besmeurd, kennelijk met sperma van de man. Tussen het gezicht en de penis is
een sliert sperma duidelijk zichtbaar.
en/of
- Een meisje van ong. 7 jaar oud zit achterover. Zij is geheel ontkleed. Voor
haar staat een kennelijk volwassen man. Alleen het ontblote onderlichaam van
de man en zijn beide handen zijn zichtbaar. De stijve penis van de man wordt
door diens rechterhand vlak voor het gezicht van het meisje gehouden. Het
hoofd van het meisje wordt door de man met diens linkerhand vastgehouden.
Gezicht en haren van het meisje zijn besmeurd, kennelijk met sperma van de
man.
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar
was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd
en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit/deze misdrijf/ven een beroep of
gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, nu verdachte geen opzet zou hebben gehad op het bezit van de kinderpornografische afbeeldingen. Ter ondersteuning voert zij aan dat de afbeeldingen verdachte op enig moment hebben gepasseerd, waarna hij zich er vervolgens op de meest effectieve wijze die hem als min of meer gewoon computergebruiker ter beschikking stond, van heeft ontdaan, als bedoeld in het arrest van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 04 april 2005 (Nieuwsbrief Strafrecht 2005, aflevering 8, nr. 279, pagina's 840-841).
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Op grond van verdachtes expliciete voorkeur voor pornosites in het algemeen (naar eigen zeggen vanwege zijn interesse in het bouwen van websites) en zijn niet aflatende nieuwsgierigheid daarnaar heeft verdachte zichzelf bewust toegang verschaft tot kinderporno-sites door daarvoor te betalen. Derhalve acht de rechtbank het onaannemelijk dat het kinderpornografische materiaal verdachte op enig moment, min of meer toevallig, is gepasseerd, waar dit in het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zoals aangehaald door de verdediging, wel het geval was. Temeer daar op de harde schijf van de personal computer van verdachte meer dan 50 afbeeldingen zijn aangetroffen welke voldoen aan de criteria om als kinderpornografie te worden aangemerkt. Bovendien heeft verdachte bij de politie uitdrukkelijk verklaard gericht op zoek te zijn geweest naar kinderpornosites nu hij via de media had vernomen dat het eenvoudig zou zijn kinderporno te downloaden.
Ter terechtzitting heeft de verdediging voorts aangevoerd dat verdachte zijn bekennende verklaring bij de politie onder druk heeft afgelegd en dat hij de verklaring bovendien onder druk van de politie heeft ondertekend, zulks terwijl verdachte tengevolge van zijn dyslexie na nalezen van de verklaring niet begreep wat hij ondertekende.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Uit het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2004 komt naar voren dat verdachte na duidelijke voorlezing heeft volhard en zijn verklaring vervolgens heeft ondertekend. Zoals uit de dyslexieverklaring van Leerpraktijk Bleijenburg blijkt, is dyslexie een afwijking die betrekking heeft op lezen en spellen. Gelet op deze verklaring en tevens gezien het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte niet heeft begrepen wat hij bij de politie ondertekende. Daarnaast heeft de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in de voorhanden zijnde stukken gevonden om aan te nemen dat verdachte zijn verklaring bij de politie onder zodanige druk heeft afgelegd als door de verdediging bedoeld.
Op grond van het vorenoverwogene zullen de door de verdediging gevoerde verweren worden verworpen.
Volgens de verdediging is het feit dat van een bepaalde afbeelding slechts de onderlichamen van betrokkenen te zien zijn, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 09 september 2004, een beletsel om tot een bewezenverklaring van het bezitten van voornoemde afbeelding te kunnen komen, nu deze conclusie afkomstig is van een verbalisant en derhalve niet zonder meer kan bijdragen tot het bewijs. De verdediging verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 07 december 2004 (LJN AQ8936).
De rechtbank is hieromtrent van oordeel dat nu een proces-verbaal van politie een wettig bewijsmiddel is in de zin van artikel 339 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, er wel degelijk voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van het bezit van voornoemde kinderpornografische afbeelding te kunnen komen. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de leeftijd van het bij de seksuele handeling betrokken meisje door de verbalisant wordt geschat op 10 tot 12 jaar, waaruit naar het oordeel van de rechtbank kan worden afgeleid dat het onaannemelijk is dat er twijfel bestaat over de minderjarigheid het meisje.
Voorts blijkt uit het door de verdediging aangehaalde arrest dat de conclusie van de verbalisant in de betreffende zaak niet kon bijdragen tot het bewijs nu het relaas geen uitsluitsel gaf over de grond op basis waarvan verbalisant tot zijn conclusie was gekomen dat het kinderpornografie betrof. In casu geeft de verbalisant uitdrukkelijk aan dat de geschatte leeftijden van de kinderen zijn gebaseerd op uiterlijke kenmerken. De rechtbank verwerpt het verweer dientengevolge op basis van het vorenoverwogene.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
EEN AFBEELDING VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ACHTTIEN JAAR NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN, IN BEZIT HEBBEN, MEERMALEN GEPLEEGD
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen bepaald op grond van de ernst van en de omstandigheden waaronder begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim anderhalf jaar zich schuldig gemaakt aan het bezitten van kinderpornografische afbeeldingen, die hij, grotendeels na betaling, downloadde van internet via zijn personal computer. Door het aldus verzamelen van kinderporno is verdachte, zij het indirect, er mede verantwoordelijk voor dat ten behoeve van het maken van kinderpornografische afbeeldingen uiterst laakbare handelingen met kinderen worden verricht. Deze, vaak zeer jeugdige, kinderen, zijn aldus slachtoffer van een brute vorm van kindermishandeling, waarbij commerciële belangen kennelijk vooropstaan. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij seksuele handelingen zoals afgebeeld psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Dit zijn ernstige feiten die dan ook scherpe afkeuring verdienen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, alsmede op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank acht het van belang dat met de op te leggen straf enerzijds de ernst van de gepleegde delicten tot uitdrukking wordt gebracht en anderzijds aan verdachte wordt duidelijk gemaakt dat hij zich in de toekomst van het plegen van (dergelijke) strafbare feiten heeft te onthouden.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en een werkstraf van na te melden duur dienen te worden opgelegd.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
bepaalt dat deze straf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
een TAAKSTRAF, bestaande uit
een WERKSTRAF voor de duur van 200 UREN;
bepaalt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, deze zal worden vervangen door honderd (100) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. A. Hello en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.C. de Koning, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2006.
(Wegens afwezigheid is de griffier buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen)